Blauwborstvrouw
Zie 'm daar gaan, de blauwborstman. Hij
verlangt uitzinnig naar zijn blauwborstvrouw.
Met z'n pak veren naadloos in de vouw
maakt hij zich op voor de hofmakerij.
Hoor hoe hij haar bezingt, al voor dag en dauw.
Lied na lied, een meesterlijke zangpartij!
'Gun me dat ik me aan je blauwborst vlei,
in de mijne brandt de eeuwige trouw.'
En zij, zij zingt: 'O, prins van de ruige wei,
m'n zinnen branden. M'n trotse blauwborstpauw,
hemelkliever, maak me een blauwborstei."
Met hoeveel weemoed ik dit wel niet aanschouw.
Ik sta hier in de kou, want anders dan zij
reageerde jij op mijn zang ijzig lauw.