JASPER AERTSZ
SONNETTEN

Stof en as

Wat of wie liet ons in godsnaam ontstaan.
Liet het bewust zijn in ons ontbranden.
Het dromen van verre, warme stranden,
dat het paradijs kan overgedaan.

Maar wie sneed zich niet aan scherpe randen,
liet banieren verwaaien tot bleke vaan.
Kreeg tegenwind die deuren dicht deed slaan.
Is leven niet ook: langzaam verzanden?

Als een gen ontremt, cellen monomaan
wegbreken uit ingegeven verbanden,
kondigt zich een onstuitbaar einde aan.

Staan we met zwaar gemoed, lege handen.
Laat - wat ons tot stof en as doet vergaan -
ons dan weer op nieuwe oever landen?