JASPER AERTSZ
SONNETTEN

Het went

Je bent met iets of iemand geboren,
een wezen, fenomeen dat je niet kent.
Je niet meer weet wie wat is, wie jij bent.
Het gevoel samen nergens bij te horen.

Een metgezel die elke afspraak schendt.
Die, wat nog rest, weet te verstoren.
Je zou de kwelgeest het liefste smoren,
want hij drijft je in diep isolement.

Of zijn het neuronen die steeds ontsporen.
Het brein: kamerkoor zonder dirigent.
Dissonanten die je grip verstoren.

Een radicale wending wordt urgent
nu elke harmonie blijkt verloren ...
Maar ik vertel je, heus, de wanklank went.